Je moet schieten, anders kun je niet scoren. Een voetbalwijsheid van Johan Cruijff en nog steeds waar. Maar uit de data blijkt dat het wel beter is om van dichtbij te schieten. Ajax let hier steeds meer op.
Gevoelsmatig ligt het misschien voor de hand om zo vaak mogelijk op doel te schieten. Bij een schot bestaat in ieder geval de kans op een doelpunt, bij een pass niet. En welke voetballiefhebber houdt niet van een pegel van 25 meter in de kruising?
Uit de modellen van @11tegen11 blijkt echter dat vanaf veel posities op het veld een pass een betere keuze is dan een schot op goal. Ieder schot op het veld krijgt een Expected Goal-waarde, waarmee wordt uitgedrukt hoe groot de kans is dat een schot ook daadwerkelijk resulteert in een doelpunt. Bij veel afstandsschoten komt deze waarde nauwelijks boven de 0.02 uit (2 procent kans om te scoren dus).
De goal van Hakim Ziyech uit bij Valencia en de afstandsknal van Wim Jonk in het eerste duel van de Uefa Cup-finale in 1992 onthoud je wel. De 98 schoten van afstand die niet in een goal resulteren, ben je als kijker snel vergeten. Terwijl daarmee wel 98 keer een veelbelovende aanval wordt onderbroken voor een relatief kansarme doelpoging.
Ajax neemt deze statistische voetbalwet steeds meer ter harte. Het aantal schoten van binnen de zestien nam het afgelopen seizoen met 5 procent toe, tot in totaal 70 procent.